Effecten van grazen met een graasmasker op gedrag, vrijwillige lichaamsbeweging en fysiologische stress bij miniatuurpaarden die in een kudde worden gehuisvest
‘Effects of grazing muzzles on behavior, voluntary exercise, and physiological stress of miniature horses housed in a herd’ door Kristina M. Davis, Marie E. Iwaniuk, Rachel L. Dennis, Patricia A. Harris, Amy O. Burk, zoals gepubliceerd in Applied Animal Behaviour Science 232 (November 2020) - samenvatting van dit onderzoek door Willeke Adriaanse, Tinley-gedragstherapeut voor paarden
1. Inleiding
Graasmaskers zijn een effectief hulpmiddel om gewichtstoename te voorkomen bij paarden, inclusief minipaarden. De meeste graasmaskers bestaan uit een mandje dat over de neus van het paard past met een klein gaatje in de onderkant dat het afbijten en opname van gras door het paard beperkt.
Het is aangetoond dat bij paarden en pony’s die graasmaskers dragen de opname tussen 30 en 80% afneemt.
Een ander voordeel van graasmaskers is dat paarden met overgewicht in de wei kunnen blijven, wat een meer natuurlijke omgeving is waarin het paard kan grazen en sociaal gedrag kan vertonen. Ten slotte: tijdens het dragen van een graasmasker gedurende 24 uur per dag is aangetoond dat het de hartslag verlaagt. Het gebruik van graasmaskers leidt ook tot zorgen omdat wellicht het welzijn van de paarden negatief wordt beïnvloed.
Het doel van deze studie was om te beoordelen hoe bij grazende paarden die een graasmasker dragen gedurende 10 of 24 uur per dag, hun sociale gedrag, vrijwillige lichaamsbeweging en fysiologische stress bij huisvesting in een kudde, beïnvloed wordt.
2. Materiaal en methoden
2.1. Dieren en ontwerp
Zes miniatuurpaarden (twee ruinen en vier merries), namen deel aan het onderzoek. Voorafgaand aan het onderzoek werden ze gevaccineerd voor rabiës, tetanus en rhinopneumonie. Verder hadden ze een BCS (Body Condition Score) tussen 5 en 7 (max van 9) en over het algemeen een goede gezondheid. Ook hadden de paarden vóór het onderzoek ervaring met het dragen van graasmaskers. De paarden startten met grazen op de onderzoeksweide met één uur per dag, met elke dag daarna één uur extra. Op dag één van de gewenningsperiode werden alle paarden ontwormd, kregen ze een gebitsbehandeling en hoefzorg door professionals.
Het onderzoek is verdeeld in drie periodes, elk bestaande uit 21 dagen. Tijdens elke periode waren er paarden gehuisvest op de helft van het weiland van 1,16 ha met vrije toegang tot een inloopstal, water en een zoutlik. De paarden bleven de eerste 21 dagen op de helft van de onderzoeksweide, waarna ze werden verplaatst naar de andere helft van de wei voor de volgende 21 dagen.
Elke dag om 08:00 uur werden de graasmaskers verwijderd en kregen de paarden 14 g van een supplement te eten om tegemoet te komen aan de vitamine- en mineralenbehoefte. Tegelijkertijd werden de paarden gepoetst, gecontroleerd op ziekte en eventueel letsel.
Vervolgens werden de graasmaskers opnieuw aangebracht om 08:30 uur. Er waren drie situaties:
2.2. Meten van de lichaamswaarden
Het lichaamsgewicht (BW) werd bepaald op dag 1, 8 en 15 van elke periode met behulp van een gekalibreerde weegschaal en de verandering in het lichaamsgewicht werd berekend. Omtrek op de singelplek (GC) en de buikomtrek (AC) werden gemeten aan het begin (d1) en einde (d21) van elke periode door een getrainde onderzoeker.
2.3. Tijdsbudget en gedrag
Via een ethogram werd de frequentie en de duur van bepaald gedrag gekwantificeerd. De paarden werden geobserveerd via digitale camera’s. De data van de gedragingen werden berekend als gemiddelden per uur per gedrag dat optrad tijdens de video opnamen.
De rangorde werd beoordeeld door het aantal bijt- en trapdreigingen, beten, trappen en achtervolgingen en het aantal terugtrekkingen uit de kudde, waargenomen op de video opnames voor de hele periode. Aan elk paard werd een rang toegekend, ‘1’ geeft het paard aan als meest agressief en '6' als het minst agressief.
2.4. Acceptatie van graasmasker
De reactie op het aanbrengen van het graasmasker werd elke ochtend genoteerd door de verzorger, waarbij "1" de hoogste acceptatiegraad aangeeft en “5” de laagste acceptatiegraad.
2.5. Fysiologische stress
Op dag 13 en 20 van elke periode, werden de hartslag (HR) en bloeddruk (RR) beoordeeld met behulp van hartslagmeters voor paarden. Tijdens deze beoordeling van 5 minuten graasden de paarden op dezelfde wei. Het opnemen van de HR begon twee minuten nadat de hartslagmeters bij de paarden waren omgedaan.
Op dag 6, 13 en 20 van elke periode werden speekselcortisolconcentraties (SC) beoordeeld via speekselmonsters. De monsters werden verzameld om 11:00 uur, dat is het geschatte tijdstip waarop de speekselcortisolconcentraties het hoogst zouden zijn.
2.6 Vrijwillige lichaamsbeweging
De vrijwillige lichaamsbeweging werd beoordeeld met behulp van GPS-apparaten op dag 6 en 20 van elke periode. De paarden waren geleerd om GPS-apparaten te dragen voor de start van de studie. Vanaf 08:00 uur werden de apparaten ingesteld om 24 uur achtereen data op te nemen met intervallen van 5 minuten. De apparaten werden de volgende ochtend om 08.30 uur verwijderd nadat de opname was voltooid.
2.7 Beschikbaarheid van ruwvoer en samenstelling van voedingsstoffen
Aan het begin van het onderzoek werden de eigenschappen van het voer beoordeeld. De weidedichtheid werd beoordeeld. Verder werden voedingsmonsters willekeurig verzameld en direct op koolzuursneeuw verzonden naar een commercieel laboratorium voor bepaling van de voedingswaarde.
3. Resultaten
3.1. Meten van de lichaamswaarden
Bj het meten van de lichaamswaarden werd een verandering waargenomen in lichaamsgewicht (BW) waarbij M0 en M10 paarden aankwamen, terwijl M24 paarden gewicht verloren. Er was geen effect op de omtrek op de singelplek (GC) en de buikomtrek (AC).
3.2 Tijdsbudget en gedrag
Tijdens het dragen van het graasmasker, veranderde de tijd die de paarden besteedden aan rusten, bewegen, grazen, staan en autogrooming met de mond. Paarden die 24 uur per dag een graasmasker droegen, besteedden minder aan rusten dan de paarden die 10 uur per dag het graasmasker droegen. Paarden zonder graasmasker besteedden meer tijd aan lopen dan M10 paarden, meer tijd aan galopperen dan M24 paarden en meer tijd aan draven dan M10 en M24 paarden .
Het dragen van een graasmasker gedurende 10 uur per dag verminderde de hoeveelheid tijd die ze doorbrachten met grazen maar verhoogde de hoeveelheid tijd die werd doorgebracht met staan en rusten in vergelijking met M24 paarden. Tijdens het dragen van de graasmaskers verminderde de tijd van autogrooming met de mond vergeleken met de paarden zonder graasmasker. Er waren geen verschillen in het aantal keer dat de paarden agonistisch gedrag lieten zien. Tijdens het dragen van het graasmasker kan de mate van agressiviteit bij sommige individuele paarden veranderd zijn, maar er was geen effect op de rangorde in het algemeen.
3.3 Fysiologische stress
Tijdens de weidegang hadden de M24 paarden een lager HR- en hoger RR-interval dan M0 en M10 paarden. Er werden geen verschillen waargenomen tussen de groepen wat betreft het cortisolgehalte in het speeksel tijdens het onderzoek.
3.4 Vrijwillige lichaamsbeweging
Er was geen effect op de gemiddelde afstand die de paarden aflegden in een periode van 24 uur tijdens het onderzoek.
3.5 Beschikbaarheid van ruwvoer en samenstelling van voedingsstoffen
De vegetatie van de onderzoeksweide bestond uit gras, kruiden, onkruid en kale grond. De voedingswaarde van de onderzoeksweide werd als voldoende beoordeeld om de dieren tijdens het onderzoek te voeden.
5. Conclusie
Concluderend toonde deze studie aan dat het dragen van een graasmasker door miniatuur paarden gedurende 10 of 24 uur per dag, de bestede tijd veranderde aan het uitvoeren van gedrag, maar het leek geen fysiologische stress te veroorzaken en voorkwam gewichtstoename. Bovendien bevestigde deze studie eerdere bevindingen bij deze grazende minipaarden dat het dragen van een graasmasker gedurende 24 uur een gezondheidsvoordeel zou kunnen opleveren, zoals een lagere hartslag en een lagere bloeddruk tijdens beweiding.
‘Effects of grazing muzzles on behavior, voluntary exercise, and physiological stress of miniature horses housed in a herd’ door Kristina M. Davis, Marie E. Iwaniuk, Rachel L. Dennis, Patricia A. Harris, Amy O. Burk, zoals gepubliceerd in Applied Animal Behaviour Science 232 (November 2020) - samenvatting van dit onderzoek door Willeke Adriaanse, Tinley-gedragstherapeut voor paarden
1. Inleiding
Graasmaskers zijn een effectief hulpmiddel om gewichtstoename te voorkomen bij paarden, inclusief minipaarden. De meeste graasmaskers bestaan uit een mandje dat over de neus van het paard past met een klein gaatje in de onderkant dat het afbijten en opname van gras door het paard beperkt.
Het is aangetoond dat bij paarden en pony’s die graasmaskers dragen de opname tussen 30 en 80% afneemt.
Een ander voordeel van graasmaskers is dat paarden met overgewicht in de wei kunnen blijven, wat een meer natuurlijke omgeving is waarin het paard kan grazen en sociaal gedrag kan vertonen. Ten slotte: tijdens het dragen van een graasmasker gedurende 24 uur per dag is aangetoond dat het de hartslag verlaagt. Het gebruik van graasmaskers leidt ook tot zorgen omdat wellicht het welzijn van de paarden negatief wordt beïnvloed.
Het doel van deze studie was om te beoordelen hoe bij grazende paarden die een graasmasker dragen gedurende 10 of 24 uur per dag, hun sociale gedrag, vrijwillige lichaamsbeweging en fysiologische stress bij huisvesting in een kudde, beïnvloed wordt.
2. Materiaal en methoden
2.1. Dieren en ontwerp
Zes miniatuurpaarden (twee ruinen en vier merries), namen deel aan het onderzoek. Voorafgaand aan het onderzoek werden ze gevaccineerd voor rabiës, tetanus en rhinopneumonie. Verder hadden ze een BCS (Body Condition Score) tussen 5 en 7 (max van 9) en over het algemeen een goede gezondheid. Ook hadden de paarden vóór het onderzoek ervaring met het dragen van graasmaskers. De paarden startten met grazen op de onderzoeksweide met één uur per dag, met elke dag daarna één uur extra. Op dag één van de gewenningsperiode werden alle paarden ontwormd, kregen ze een gebitsbehandeling en hoefzorg door professionals.
Het onderzoek is verdeeld in drie periodes, elk bestaande uit 21 dagen. Tijdens elke periode waren er paarden gehuisvest op de helft van het weiland van 1,16 ha met vrije toegang tot een inloopstal, water en een zoutlik. De paarden bleven de eerste 21 dagen op de helft van de onderzoeksweide, waarna ze werden verplaatst naar de andere helft van de wei voor de volgende 21 dagen.
Elke dag om 08:00 uur werden de graasmaskers verwijderd en kregen de paarden 14 g van een supplement te eten om tegemoet te komen aan de vitamine- en mineralenbehoefte. Tegelijkertijd werden de paarden gepoetst, gecontroleerd op ziekte en eventueel letsel.
Vervolgens werden de graasmaskers opnieuw aangebracht om 08:30 uur. Er waren drie situaties:
- Continue beweiding zonder graasmasker (M0);
- Een graasmasker dat 10 uur gedragen werd van 8.30 tot 18.30 uur (M10);
- Een graasmasker dat 24 uur gedragen werd (M24).
2.2. Meten van de lichaamswaarden
Het lichaamsgewicht (BW) werd bepaald op dag 1, 8 en 15 van elke periode met behulp van een gekalibreerde weegschaal en de verandering in het lichaamsgewicht werd berekend. Omtrek op de singelplek (GC) en de buikomtrek (AC) werden gemeten aan het begin (d1) en einde (d21) van elke periode door een getrainde onderzoeker.
2.3. Tijdsbudget en gedrag
Via een ethogram werd de frequentie en de duur van bepaald gedrag gekwantificeerd. De paarden werden geobserveerd via digitale camera’s. De data van de gedragingen werden berekend als gemiddelden per uur per gedrag dat optrad tijdens de video opnamen.
De rangorde werd beoordeeld door het aantal bijt- en trapdreigingen, beten, trappen en achtervolgingen en het aantal terugtrekkingen uit de kudde, waargenomen op de video opnames voor de hele periode. Aan elk paard werd een rang toegekend, ‘1’ geeft het paard aan als meest agressief en '6' als het minst agressief.
2.4. Acceptatie van graasmasker
De reactie op het aanbrengen van het graasmasker werd elke ochtend genoteerd door de verzorger, waarbij "1" de hoogste acceptatiegraad aangeeft en “5” de laagste acceptatiegraad.
2.5. Fysiologische stress
Op dag 13 en 20 van elke periode, werden de hartslag (HR) en bloeddruk (RR) beoordeeld met behulp van hartslagmeters voor paarden. Tijdens deze beoordeling van 5 minuten graasden de paarden op dezelfde wei. Het opnemen van de HR begon twee minuten nadat de hartslagmeters bij de paarden waren omgedaan.
Op dag 6, 13 en 20 van elke periode werden speekselcortisolconcentraties (SC) beoordeeld via speekselmonsters. De monsters werden verzameld om 11:00 uur, dat is het geschatte tijdstip waarop de speekselcortisolconcentraties het hoogst zouden zijn.
2.6 Vrijwillige lichaamsbeweging
De vrijwillige lichaamsbeweging werd beoordeeld met behulp van GPS-apparaten op dag 6 en 20 van elke periode. De paarden waren geleerd om GPS-apparaten te dragen voor de start van de studie. Vanaf 08:00 uur werden de apparaten ingesteld om 24 uur achtereen data op te nemen met intervallen van 5 minuten. De apparaten werden de volgende ochtend om 08.30 uur verwijderd nadat de opname was voltooid.
2.7 Beschikbaarheid van ruwvoer en samenstelling van voedingsstoffen
Aan het begin van het onderzoek werden de eigenschappen van het voer beoordeeld. De weidedichtheid werd beoordeeld. Verder werden voedingsmonsters willekeurig verzameld en direct op koolzuursneeuw verzonden naar een commercieel laboratorium voor bepaling van de voedingswaarde.
3. Resultaten
3.1. Meten van de lichaamswaarden
Bj het meten van de lichaamswaarden werd een verandering waargenomen in lichaamsgewicht (BW) waarbij M0 en M10 paarden aankwamen, terwijl M24 paarden gewicht verloren. Er was geen effect op de omtrek op de singelplek (GC) en de buikomtrek (AC).
3.2 Tijdsbudget en gedrag
Tijdens het dragen van het graasmasker, veranderde de tijd die de paarden besteedden aan rusten, bewegen, grazen, staan en autogrooming met de mond. Paarden die 24 uur per dag een graasmasker droegen, besteedden minder aan rusten dan de paarden die 10 uur per dag het graasmasker droegen. Paarden zonder graasmasker besteedden meer tijd aan lopen dan M10 paarden, meer tijd aan galopperen dan M24 paarden en meer tijd aan draven dan M10 en M24 paarden .
Het dragen van een graasmasker gedurende 10 uur per dag verminderde de hoeveelheid tijd die ze doorbrachten met grazen maar verhoogde de hoeveelheid tijd die werd doorgebracht met staan en rusten in vergelijking met M24 paarden. Tijdens het dragen van de graasmaskers verminderde de tijd van autogrooming met de mond vergeleken met de paarden zonder graasmasker. Er waren geen verschillen in het aantal keer dat de paarden agonistisch gedrag lieten zien. Tijdens het dragen van het graasmasker kan de mate van agressiviteit bij sommige individuele paarden veranderd zijn, maar er was geen effect op de rangorde in het algemeen.
3.3 Fysiologische stress
Tijdens de weidegang hadden de M24 paarden een lager HR- en hoger RR-interval dan M0 en M10 paarden. Er werden geen verschillen waargenomen tussen de groepen wat betreft het cortisolgehalte in het speeksel tijdens het onderzoek.
3.4 Vrijwillige lichaamsbeweging
Er was geen effect op de gemiddelde afstand die de paarden aflegden in een periode van 24 uur tijdens het onderzoek.
3.5 Beschikbaarheid van ruwvoer en samenstelling van voedingsstoffen
De vegetatie van de onderzoeksweide bestond uit gras, kruiden, onkruid en kale grond. De voedingswaarde van de onderzoeksweide werd als voldoende beoordeeld om de dieren tijdens het onderzoek te voeden.
5. Conclusie
Concluderend toonde deze studie aan dat het dragen van een graasmasker door miniatuur paarden gedurende 10 of 24 uur per dag, de bestede tijd veranderde aan het uitvoeren van gedrag, maar het leek geen fysiologische stress te veroorzaken en voorkwam gewichtstoename. Bovendien bevestigde deze studie eerdere bevindingen bij deze grazende minipaarden dat het dragen van een graasmasker gedurende 24 uur een gezondheidsvoordeel zou kunnen opleveren, zoals een lagere hartslag en een lagere bloeddruk tijdens beweiding.